Over antiek zilver

Zilverkeuren antiek zilver

 

 Algemeen
Zilver gemaakt vóór ca. 1813 is gemerkt met één of meer van de volgende keuren:
- meesterteken
- stadskeur
- jaarletter
- waarborgstempel

Indien een zilveren voorwerp de bovenstaande keuren heeft, is in de meeste gevallen goed na te gaan waar, wanneer en door wie het stuk is gemaakt. De keuren werden bij vorken en lepels op de achterzijde van de steel aangebracht. Bij doosjes, kommen e.d. sloeg men de keuren meestal op een vlakke rand of de onderzijde in. Bij gelegenheids- en geboortelepels werden de keuren aan de achterzijde van de bak aangebracht.
Bij kleine voorwerpen gaf men  vaak alleen het meesterteken, soms in combinatie met een stadskeur en/of jaarletter aan.

Meesterteken
Al vanaf de 14de eeuw worden in een aantal steden van de diverse provinciën de gilden van de goud- en zilversmeden genoemd. De zilversmeden merkten het door hen gemaakte zilverstuk met hun ‘meesterteken’. Dit meesterteken was tevens een waarborg voor de kwaliteit van het zilverstuk. Het gebruikte meesterteken was in eerste instantie een symbool of figuur. Later bestond het meesterteken uit een relatie met de naam van de zilversmid, de naam van het huis van de zilversmid of anderszins.
Het meesterteken werd door de zilversmid zelf ingeslagen.

Stadskeur
De stadskeur is ingevoerd omstreeks de 15de eeuw. Deze keur was vaak het stadswapen van de betreffende stad. Zo was de stadskeur van Amsterdam de 3 Andreas kruizen; voor ’s-Gravenhage paste men de ooievaar toe. Maar ook andere stadskeuren werden gebruikt, zoals bijvoorbeeld de roos voor de stad Dordrecht. De stad Groningen had een aparte stadskeur, die bestond uit de combinatie van een cijfer en een letter. Dit gaf tevens het jaartal aan. De stadskeur werd door de keurmeester van het gilde ingeslagen.

Jaarletter
De jaarletter werd in het begin de 16de eeuw ingevoerd. Deze werd door de keurmeester van het gilde ingeslagen. De jaarletter was niet alleen een garantie voor de kwaliteit, maar verwijst tevens naar de keurmeester van dat betreffende jaar. Aan het eind van elk jaar werd door het gilde een nieuwe keurmeester benoemd en werd de jaarletter aangepast.
Vanaf 1813 paste men voor het Koninkrijk der Nederlanden één uniform systeem van jaarletters toe.

Waarborgstempel
Vanaf midden 17de eeuw gaf men  de hogere kwaliteit van het zilverstuk aan (grote keur = 93,4% zilver) door het inslaan van een waarborgstempel. Voor de 3 provinciën Holland, Friesland en Zeeland werd dit een gekroonde leeuw. De provincie Holland gebruikte daartoe een gekroonde leeuw naar links, de provincie Zeeland gebruikte een leeuw, oprijzend uit de golven en de provincie Friesland hanteerde een keur met 2 leeuwen onder elkaar. Ook dit keurmerk werd door de keurmeester van het gilde ingeslagen. In de stad Utrecht gaf men de grote keur aan door de stadskeur dubbel uit te voeren. In de stad Groningen werd zowel de stadskeur als het meesterteken dubbel uitgevoerd als het een voorwerp betrof met eerste gehalte zilver.
Voor de kleine keur (83,3% zilver) werd in veel steden vaak de combinatie van een jaarletter en stadskeur in één teken toegepast.

Meer weten?
Wilt u over deze onderwerpen verder lezen? Naslagwerken zijn o.a.:
"Goud- en Zilvermerken van Voet", L.B. Gans,
"Dutch Goldsmiths' and Silversmiths' Marks and Names prior to 1813", K. Citroen.
Daarnaast zijn er van de diverse steden speciale catalogi met de benodigde informatie over de zilvermerken.